Op dinsdag 14 mei vond op het Erasmiaans Gymnasium de jaarlijkse Erasmiaanse Dodenherdenking plaats. Al bijna tachtig jaar staat de school stil bij 130 Erasmiaanse oorlogsslachtoffers, de zogenaamde ‘Erasmiaanse Namen’. Onder hen zijn 80 Joodse leerlingen en oud-leerlingen, en daarnaast verzetsstrijders, burgers die omkwamen bij bombardementen, beschietingen en in Japanse interneringskampen, een krijgsgevangene en een militair.
De plechtigheid begon met een toespraak van de rector. Zij drukte de leerlingen op het hart om altijd de mens te blijven zien achter de groep. “Het is niet aan mij, of aan de school, om te zeggen wat jullie moeten denken, wat jullie moeten vinden, of aan welke kant jullie moeten staan. Wel wil ik jullie iets meegeven. Probeer altijd de mens te zien achter de groep. Beoordeel mensen niet op hun achtergrond. Of hun geloof. Of hun huidskleur. Nederlandse moslims zijn in de eerste plaats Nederlanders. Nederlandse Joden zijn in de eerste plaats Nederlanders. Beoordeel Nederlanders niet op de daden van regimes van andere landen.” De rector benadrukte dat op het Erasmiaans Gymnasium iedereen gelijk is:
“Op school zijn wij allen Erasmianen. Bij ons op school speelt het geen rol wat je achtergrond is, of je afkomst, of je geloof, of je huidskleur. Uiteindelijk gaat het om twee dingen: rechtvaardigheid en medemenselijkheid. Rechtvaardigheid betekent dat ieder mens dezelfde rechten heeft en dezelfde vrijheden. Medemenselijkheid betekent: de mens zien in de ander. In de Tweede Wereldoorlog werden mensen ontmenselijkt. Dát is het verhaal van de Tweede Wereldoorlog.”
Na de toespraak van de rector was er een indrukwekkende lezing van gastspreker Bertie Rodrigues. Zij verloor tijdens de Tweede Wereldoorlog haar beide ouders, haar oudere broertje en vele familieleden. Mevrouw Rodrigues vertelde het verhaal van de Hollandse Schouwburg, de crèche daar tegenover en de deportatie van haar ouders naar Auschwitz. Zij liet de twee pakjes zien die haar moeder haar nog had aangetrokken. Op een van de pakjes zit nog het kartonnetje met een van haar schuilnamen; zogenaamd was zij een overlevende van het bombardement van Rotterdam.
In de tweede sessie was Frans Meijer de gastspreker. Hij vertelde over zijn vader, die Auschwitz overleefde, en zijn halfbroertje Leo, die Auschwitz niet overleefde. Pas deze eeuw kwam Frans erachter dat zijn vader voor de oorlog een ander gezin had gehad en dat er een halfbroertje was geweest. Over zijn halfbroertje Leo is een kinderboek verschenen: Groeten van Leo; een kind in kamp Westerbork, van Martine Letterie (bol.com).
Vervolgens lazen leerlingen de namen voor van de 130 Erasmiaanse oorlogsslachtoffers. De rector lichtte er tien namen uit om iets meer over te vertellen. Zo noemde zij Clara Marianne Slager, Harry Hijman Tels en Ludwig Christoph Hofmann. Hun levensverhalen en portretten hingen dit jaar op de tentoonstelling Erasmiaanse Namen, samen met de portretten van ongeveer zeventig andere Erasmiaanse oorlogsslachtoffers.
Bij de herdenking waren de nabestaanden en verwanten aanwezig van negen Erasmiaanse oorlogsslachtoffers. Voor hen was het bijzonder en voor sommigen ook emotioneel dat hun vader, grootvader, oom of oudoom nog steeds herdacht worden op hun oude school.
Stichting Sanderling was ook dit jaar betrokken bij elk aspect van de Erasmiaanse Dodenherdenking.