Het Joods Lyceum in het kort

Over het Joods Lyceum en zijn leerlingen kan een boek worden geschreven. Misschien doe ik dat nog eens. Een boek over de ervaringen van de tieners van deze school, van het begin tot het eind. Een boek waarin de tijden over elkaar heen schuiven: terwijl de leerlingen van het Joods Lyceum nog onwetend in de klas zaten, waren ijverige ambtenaren al bezig met het uittypen van hun namen. Terwijl de leerlingen zich verheugden op een middagje ijsvrij, werd op de Wannsee-conferentie vergaderd over hun lot. Terwijl Carry nog een laatste keer naar school ging, was haar vriend Max al vergast. In de woorden van Jacques Presser, docent aan het Joods Lyceum in Amsterdam:

Alleen al hun aller ervaringen zouden misschien een klein boek wettigen; het is al meer in deze bladzijden uitgesproken. Misschien wordt het nog eens geschreven, al is het hem nog niet duidelijk, hoe. Het moet door iemand gebeuren, die niet alleen het met effect geladen detail verwerken kan, maar ook, vooral ook het gewone, het platvloers-alledaagse. (…) Misschien schrijft iemand toch nog eens dat kleine boek. Over de Joodse kinderen van toen.

Jacques Presser, Ondergang

De eerste zin weet ik al: Het begon met een brief. Maar eerst komt er een online museum over de geschiedenis van het Joods Lyceum. Hieronder staat de geschiedenis van deze oorlogsschool heel in het kort: de oprichting van de school, de gebouwen en locaties, algemene informatie over leerlingenpopulatie, en iets over het schoolleven en de deportaties.

Joods Lyceum Rotterdam | het verhaal in een notendop

Oprichting van het Joods Lyceum
Tijdens de zomervakantie van 1941, net voordat het nieuwe schooljaar zou beginnen, werd bekendgemaakt dat Joodse leerlingen niet mochten terugkeren naar hun eigen scholen. In het najaar van 1941 richtte de gemeente Rotterdam diverse Joodse scholen voor hen op: een Joodse ambachtsschool, een Joodse nijverheidsschool, een Joodse ulo, diverse Joodse lagere scholen en een Joods lyceum. De officiële naam van het Joods Lyceum luidde bij oprichting: Gemeentelijk Joods Lyceum Rotterdam. De school opende zijn deuren op donderdag 23 oktober 1941.

Gebouw en locatie
Het Joods Lyceum werd gevestigd in een schoolgebouw aan de Speelmandwarsstraat in Kralingen. Vrijwel de hele omgeving van de Speelmandwarsstraat was tijdens het bombardement van 14 mei 1940 verwoest. Het gebouw van het Joods Lyceum was als een van de weinige gebouwen overeind blijven staan. Wel was de bovenverdieping ernstig beschadigd.
Aanvankelijk konden leerlingen nog met de fiets of de tram naar school, maar toen openbaar vervoer en fietsen voor Joden werden verboden, moesten zij lopen. Voor leerlingen die ver van school woonden, bijvoorbeeld in Hillegersberg of Schiedam, was dit een enorme tocht. Daarnaast was het mentaal zwaar voor leerlingen om dagelijks geconfronteerd te worden met de verwoeste stad.

Foto gemaakt in 1941 vanaf de Oostzeedijk. Dwars over het midden van de foto loopt de Speelmanstraat. Rechts op de achtergrond een nog bestaand rijtje huizen aan de Paulus Potterstraat. Net links van het midden staat een schoolgebouw; het enige gebouw in deze omgeving dat was blijven staan na het bombardement van mei 1940. De beschadigde bovenste verdieping van het schoolgebouw is inmiddels verwijderd. In dit gebouw opende op 23 oktober 1943 het Joods Lyceum. De contouren van het latere opvanghuis Havenzicht zijn al herkenbaar. Het naoorlogse adres is Willem Ruyslaan 10.
SAR, Collectie H.F. Grimeijer, toegangsnummer 4156, nummer 1980-5029.

Aanvankelijke leerlingenpopulatie
Bij de opening in oktober 1941 had het Joods Lyceum 145 leerlingen. In maart 1942 liep het leerlingenaantal op tot 150. Het merendeel van de leerlingen kwam van Rotterdamse openbare scholen, zoals het Libanon Lyceum, het Rotterdams Lyceum, het Erasmiaans Gymnasium en de Rotterdamse hbs’en. Op het Joods Lyceum zat echter ook een behoorlijk aantal leerlingen van buiten Rotterdam, met name uit Schiedam, Dordrecht en Gouda. De achtergrond van de leerlingen was divers, van uitgesproken zionistisch tot liberaal Joods en volledig geassimileerd. Ook wat maatschappelijke klasse betreft was de diversiteit groot.

Schoolleven
Het schoolleven ging aanvankelijk gewoon door. Uit het dagboek van Esther van Vriesland weten we dat leerlingen in de pauzes en tussenuren zaten te praten, lezen, tekenen of schaken. Soms liepen ze naar de noodwinkels aan de Goudsesingel om wat lekkers te kopen. Begin 1942 werden er schoolfoto’s gemaakt. Er was een schoolkrant; een muurkrant vanwege papierschaarste. Maar in de loop van 1942 werd de sfeer grimmiger. De bewegingsvrijheid van Joden werd steeds meer ingeperkt. Vanaf zondag 3 mei 1942 moesten alle leerlingen op hun kleding een gele davidster dragen; hierdoor ging een schooluitstapje niet door. Het net sloot zich steeds meer. Dagboeken van leerlingen en naoorlogse ooggetuigenverslagen van leerlingen en docenten schetsen een indringend beeld van de Jodenvervolging in Rotterdam en omstreken.

Eindexamens en eerste deportaties
Op 16 juli 1941 berichtte rector Simon Wijnberg aan de Wethouder van Onderwijs dat alle eindexamenkandidaten waren geslaagd. Zo’n twee weken later, op 30 juli 1942, vond de eerste deportatie plaats vanuit Rotterdam. Een van gedeporteerden was Max Hachgenberg, die toen net geslaagd was voor zijn hbs-examen. Hij was voor zover nu bekend de eerste leerling van het Joods Lyceum die stierf. Velen zouden volgen.

Steeds minder leerlingen
Op 7 juli 1942 besloten burgemeesters en wethouders dat het Joods Lyceum moest verhuizen naar een schoolgebouw aan de Jeruzalemstraat 7. Op 1 september begon hier het nieuwe schooljaar met slechts 77 leerlingen. Een deel van de leerlingen was gedeporteerd, een ander deel was onderdoken, een derde deel was niet in staat om zonder vervoermiddelen de afstand tussen thuis en school te overbruggen. Ook was de leerplichtige leeftijd voor Joodse kinderen verlaagd. Carry Ulreich, die in juni nog met 27 leerlingen in de klas zat, schreef in haar dagboek dat zij op 7 september nog maar twee klasgenoten had.

De sfeer was volledig omgeslagen. Leerlingen en docenten werden uit de klas gehaald om gedeporteerd te worden. In de woorden van oud-docent Jaap van Praag:

“De kinderen waren dikwijls erg bedrukt. (…) Er is er ook wel eens eentje bij mij uit de klas weggehaald, midden in de les. Dat is een heel moeilijk verwerkbare ervaring. Je kunt er niks aan doen en dan komt er zo’n SS-er – Nederlanders waren dat altijd hoor – die komt dan je klas binnen en zegt: ‘Ik kom die-en-die halen’. Dan laat je hem maar gaan. Wat zou je anders doen? (…) Het was een klein jongetje, een jaar of dertien, veertien. Het was in de tweede klas, denk ik, waar zich dat afspeelde. (…)”

Derkx, P. & B. Gasenbeek, J.P. van Praag; Vader van het moderne Nederlandse humanisme (Utrecht 1997), 49.

Laatste verhuizing en opheffing
Per 1 september 1942 werd de zorg voor het Joodse onderwijs onttrokken aan de gemeentebesturen en overgedragen aan de Joodse Raad. Dat was al bij de oprichting van de Joodse scholen aangekondigd. Al snel was de Joodse Raad niet langer in staat om de salarissen en de huur van de schoolgebouwen te betalen. Om die reden werden vijf Rotterdamse Joodse scholen opgeheven. Het Joods Lyceum verhuisde opnieuw, dit keer naar het centrale schoolgebouw aan de Molenwaterweg 24, waar de Joodse ulo en twee Joodse lagere scholen al kort na de oprichting waren gevestigd.

Op 22 oktober 1942 had het Joods Lyceum nog maar 39 leerlingen. Begin maart 1943 nog maar 14. Eind maart 1943 nog maar 12. Toen rector Simon Wijnberg naar Barneveld moest vertrekken, nam Israel Spanjar het rectoraat over. Eind april moest ook hij op transport, waarop docent Jaap van Praag zijn taken overnam. In mei 1943 werd het Rotterdamse Joods Lyceum opgeheven.

Leerlingen die overleefden
Van de 100 Joodse tieners die met zekerheid op het Joods Lyceum zaten, zijn er 35 omgebracht of omgekomen in Auschwitz, 17 in Sobibor en 13 in andere kampen of op andere locaties. Het relatief hoge percentage overlevenden – 35% van de leerlingen die nu bekend zijn – geeft echter een vertekend beeld, omdat de identiteit van de leerlingen die de oorlog overleefden makkelijker te achterhalen is. Onder hen zijn immers mensen die na de oorlog geïnterviewd werden, die meewerkten aan ooggetuigenprogramma’s, die hun herinneringen opschreven of hun verhaal vertelden als gastspreker. Ter illustratie: onder de tien leerlingen van wie nu aannemelijk is dat zij op het Joods Lyceum zaten, zijn maar twee overlevenden.

Het onderzoek naar de leerlingen van het Joods Lyceum gaat door. Wie waren deze jongeren? Wat is hen overkomen? Zijn er nabestaanden of verwanten in leven? Is er een foto bekend van deze leerling? Is de klassenfoto van deze leerling bewaard gebleven, en is hij of zij daarop aan te wijzen? Heeft iemand deze tiener genoemd in een dagboek of ooggetuigenverslag? Van welke school kwam hij of zij? Waar woonde hij of zij? Zijn er mensen die herinneringen hebben aan haar of hem? Ook summiere informatie is waardevol. Een anekdote. Een uitspraak. Een handtekening. Opdat wij niet vergeten.


Meer lezen over het Joods Lyceum? In november 2023 verscheen in het Rotterdams Jaarboekje een uitgebreid overzichtsartikel over het Joods Lyceum. In de loop van 2024 zal dit artikel online komen op de website van het Historisch Genootschap Roterodamum. Tot die tijd is het Rotterdams Jaarboekje alleen te koop bij de studiezaal van Stadsarchief Rotterdam

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *